Medicijnen
Zoals al eerder beschreven is iedere behandeling individueel. Iemand die gezond eet en beweegt, geen overgewich heeft, kan als no meteen medicatie nodig hebben. Omdat die gene al een gezond leefstijl heeft, zal extra maatregelen, de bloedsuiker waarschijnlijk niet verbeteren.
Medicijnen hebben alleen zin, als het lichaam zelf nog insuline aanmaakt. De geneesmiddelen genezen niet, ze zorgen er voor dat de cellen gevoeliger worden voor de insuline of ze stimuleren de alvleelklier, tot aanmaal van insuline. Ook als je geneesmiddelen gebruikt moet je daarbij je leefwijze veranderen. Het is dus niet of of. Bij diabetes type 1, word er direct insuline gespoten, omdat het lichaam helemaal geen insulie meer aanmaakt.
In het begin zou het vaak voorkomen dat je wel vijf of meerdere keren van middel wisselt, omdat de voorgangers niet helpen. Als de combinatie geneesmiddelen en verandering van leefstijl. niet voldoen, is insuline spuiten onvermijdelijk.
Biguaniden: Metformine is vaak het eerste middel dat word voorgeschreven. Metformine hoort bij de biguaniden. Ze remmen de hoeveelheid glucose die uit opslagplaatsen van de lever komen. Daardoor blijft de bloedsuikerspiegel niet alleen na, maar ook tussen de maaltijden door en 's nachts laag. Ook verlaagt het de glucose opname uit het eten.Bovendien is dit medicijn handig voor mensen met overgewicht, want je komt er niet van aan. Van sommige andere diabetesmedicijnen wel.
Sulfonylureumderivaten: zoals tolbutamide, gliclazide, glimepiride, en glibenclamide. Deze middelen zorgen ervoor dat de alvleesklier meer insuline afgeeft. Daardoor kan het lichaam meer glucose uit het bloed halen en daalt de bloedsuikerspiegel. Ook worden de cellen waarschijnlijk gevoeliger voor insuline.
DeThiazolidinedionen: ze middelen zorgen ervoor dat de lichaamscellen gevoeliger worden voor insuline, zodat er meer glucose uit het bloed op genomen kan worden. Dat maakt deze middelen vcooral na de maaltijd geschikt. Als je met diabetes twee insuline gebruikt, kunnen deze middelen het spuiten van insuline verminderden. Veroorzaken geen hypo.
De suikerstoppers: De zogeheten alfa glucosesidasremmers, waartoe o.a acarbose bij hoort, voorkomen dat enzymen in de darmen koolhydraten afbreken tot glucose. Hierdoor worden de koolhydraten later door bacterien verteerd , verderop in de darm. Daardoor komt de glucose langzamer in het bloed en blijft de stijging van de bloedglucose na een maaltijd beperkt. Bij deze middelen treed gewonlijk gen hypo op, behalve als je ze met andere bloedsuiker verlaagende middelen combineert.
Meglitiniden: zoals repaglinide. Deze medicijnen werken precies op de zelfde manier als de sulfonylureumderivaten. Het enige verschil is dat repaglinde sneller werken, zodat je ze tijdens of een half uur voor de maaltijd kunt innemen om een bloedglucose piek te voorkomen. Ook het eefect duurt korter. Daardoor geven ze een minder grote kansd op een hypo. Dit middel wordt niet vaak voorgeschreven.
GLP-1-analogen en DPP-4-remmers: exenatide, sitagliptine, vildagliptine, saxagliptine, liraglutide en linagliptine. Dit zijn hele nieuwe middelen. Ze beïnvloeden hormonen die de darmen aanmaken in reactie op eten. Die hormonen geven na het eten een seintje aan de alvleesklier dat er meer insuline moet komen om de bloedsuikerspiegel te verlagen. Tegelijkertijd zorgen ze ervoor dat de lever minder bloedsuiker aanmaakt. Sommige van deze middelen kunnen alleen met een injectie worden ingespoten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb